Brongeschriften vormen de referentie van de hedendaagse yogaleer.
De (raja) yoga soetra's van Maharishi Patanjali is dé referentie van raja yoga en tevens een standaardwerk dat in alle yoga opleidingen aan bod komt. Dit artikel geeft een overzicht in de structuur en de inhoud van de werk dat van onschatbare waarde is voor de hedendaagse yogi.
Wie was Patanjali?
Maharishi Patanjali was een verlichte yogi, wetenschapper, dokter, psycholoog en astronaut. Yoga bestond al lang voor hij geboren werd. Toch staat hij met zijn Yoga Sutra’s, ook bekend als “Yoga Darshan”, bekend als “de Vader van de moderne yoga”. In het Nederlands betekent 'zien', wat door de ogen waargenomen kan worden. In het Sanskriet bestaat er een woord voor “het zien van het Goddelijke”: Darshan. Wanneer men in India naar de Tempel gaat zegt men “ik ga een Darshan nemen”.
Darshan betekent voorbij het zicht. Patanjali Yoga Darshan geeft geen gewone kijk op yoga maar een Goddelijke. Deze tekst is een van de meest geweldige systematische en wetenschappelijke bijdrage van yoga aan de mensheid.
Soetra of sutra betekent draad, maar in de diepere betekenis kunnen we zeggen dat men het niet zichtbare gedeelte van van een halsketting bedoeld die 108 kralen verbindt en samenhoud. Soetra is een draad die een geheime code bevat die onzichtbaar maar erg krachtig is. Deze soetra’s zijn zo accuraat als een mathematische formule. Ze hebben de kracht om iemands leven te transformeren. Elke Yogastudent krijgt het advies van deze Soetra’s te bestuderen op zijn/haar weg naar totale ontwaking, verlichting en eenheid.
Maharishi is een Sanskriet woord dat uit twee samen voegsels bestaat. Maha betekent groot(s) en Rishi betekent letterlijk ziener. In diepere zin betekent het een persoon die de waarheid in zichzelf realiseerde en daardoor helder zicht verworven heeft. Het woord Patanjali werd gezien als de incarnatie van ‘Shechnag’. Sheshnag is de slang waarop Vishnu (het bewustzijn) ontspannen ligt. Over zijn geboortedatum is nog steeds speculatie, maar sommige onderzoekers denken dat hij zich voor Boeddha situeert ongeveer rond 500 VC. Patanjali was ook gekend als een autoriteit van het Sanskriet. Hij schreef ‘Mahabhyasa’ (de grote commentaar), een geavanceerd werk over Sanskriet grammatica.
De Yoga Soetra's
Met zijn Yoga Sutra’s geeft Patanjali ons 196 verzen, gecategoriseerd in 4 hoofdstukken met verschillende richtlijnen over yoga. Deze Sutra’s leggen je de wetenschap van yoga uit met als doel de totale eenheid of Zelfrealisatie te bereiken. Op onderzoekende en analytische wijze onderga je de weg die men moet afleggen om lichaam en geest volledig te overstijgen.
Hoofdstuk 1
Het eerste hoofdstuk heeft de titel ‘Samadhi Pada’ of het pad naar Samadhi, eenwording. Dit hoofdstuk legt uit wat een gebalanceerde geest is en hoe men is staat is de subtiele yogaleer in de praktijk te brengen, aangezien er uitzonderlijk hoge niveau’s van aandachtigheid en concentratie nodig zijn.
Hoofdstuk 2
In 'Sadhana Pada' reikt hij ons ’de middelen’ om de verstoorde geest tot bedaren te brengen en de verschillende lagen van verwikkelingen, gehechtheid, onwetendheid en ego te verwijderen. In dit hoofdstuk stelt hij ons “Asthanga Yoga” voor, het pad dat we moeten volgen om de hoogste yoga te realiseren.
Hoofdstuk 3
Het derde hoofdstuk heet 'Vibhuti Pada', en handelt over de verschillende siddhi’s (goddelijke krachten) die voortvloeien uit de beoefening van het beschreven pad.
Hoofdstuk 4
In het vierde hoofdstuk, Kavailya pada beschrijft hij hoe deze eenheid en bevrijding zich manifesteren.
Wanneer het doornemen van de soetra's op zich al verbazingwekkend is kan men zich gemakkelijk voorstellen wat de toepassing en integratie ervan moet zijn. Elke soetra op zich is als een transformatie. Patanjali heeft de volledige essentie van yoga op een systematische wetenschappelijke manier voor ons in 196 Soetra’s samengevat. Hij maakt hierbij een duidelijk onderscheid tussen Bahirang Yug en Antarang Yug. Bahirang betekend dat het bewustzijn extern gekleurd wordt en ervaren wordt door de zintuigen. Yoga activiteit die zichtbaar is en ervaren wordt door de zintuigen wordt Bahirang Yog genoemd. Alle andere onzichtbare praktijken worden Antarang Yog genoemd. De Yoga Soetra’s tonen ons hoe we de geest moeten onderzoeken, bewegen en observeren om tot de ultieme Yoga te komen.
Samadhi Pada I geestesvoering
Deel 1 betreffende samadhi, het hoogste bewustzijn, wordt de essentiële yoga-techniek ter ontwikkeling van het bovenbewustzijn beschreven: het komen tot de realisatie van het boven-bewustzijn die vele namen kent: verlichting, Turiya: de vierde staat van bewustzijn, zelfrealisatie, nirvana, moksha...
Enkele soetra's:
Soetra 2 I Yogas citta – vrtti – nirodah
Yoga is het stilzetten van de wijzigingen, modificaties van het denken.
Soetra 3 I Tada drashtuh svarupe ‘vasthanam
Dan is de ziener gevestigd in zijn “eigen vorm” of essentiële en fundamentele aard. Dit is wanneer alle modificaties van het denken op alle niveau’s zijn stopgezet, anders vindt er assimilatie plaats (zie soetra 4).
- In verband met onze gevoelens (zintuiglijke waarnemingen die uitlopen op een modificatie van het denken). Pijnlijk: Prettig, onprettig ; niet – pijnlijk: Neutraal
- Volgens de aard van de pratyaya, de kwaliteiten van het puks die in ons bewustzijn wordt teweeggebracht.
De reden waarom zowel prettige als onprettige ervaringen als pijnlijk worden begrepen wordt uitgelegd in sutra 15 van hoofdstuk 2 over de theorie van de klesha's, die een fundament vormt van de yogaleer.
Sadhana Pada I oefening
Deel betreffende Sadhana, het tot stand brengen van het nagestreefde doel door eerst de leerling fysiek, mentaal, emotioneel en moreel geschikt te maken voor het beoefenen van de hogere trappen van Yoga.
Soetra 15 I Parinama tapa samskara duhkha guna vrtti virodhac ca duhkham eva sarvam vivekinah
Als het besef van dit onafgebroken, meedogenloze veranderen, dat niets onberoerd laat in het leven, voor iemand begint te dagen gaat hij inzien wat begoocheling betekent. Dit besef is een zeer besliste ervaring en is één aspect van Viveka, het onderscheidingsvermogen. De gewone mens gaat zo op in en identificeert zich zo volkomen met het leven, waarin hij verwikkeld is, dat hij zich mentaal niet kan vrijmaken van die snel voortbewegende stroom. Theoretisch erkent hij misschien de wet van verandering, maar hij realiseert het zich niet. Het eerste resultaat van deze realisatie, als Viveka begint te dagen, is angst. We schijnen geen vaste voet meer onder ons te hebben, niets waaraan we ons kunnen vastklampen in deze snelle stroom van de tijd en van materiële veranderingen. We lijken ons in een leegte te bevinden en een afschuwelijke onuitsprekelijke eenzaamheid komt over ons. Als we niet proberen dit afgrijselijke visioen te onderdrukken maar vierkant onder ogen gaan zien, en ons tot zelfdiscipline zetten, zoals yoga die voorschrijft, dan beginnen we vroeger of later onder deze snel vlietende stroom van fenomenen eerst een gevoel te krijgen van iets blijvends, dat we daarna gaan waarnemen,iets dat alle verandering te boven gaat en ons een eeuwig houvast geeft. We beginnen ons te realiseren dat de fenomenen wel veranderen, maar Dat waarin de fenomenen plaats vinden, niet verandert. Eerst heel vaag, maar later in al zijn volheid groeit en ontwikkelt in ons deze realisatie van het Eeuwige. We moeten echter eerst door het dal van de doodsangst gaan, voordat deze realisatie komt. We moeten de hele massale wereld van mensen en dingen eerst zie ineenstorten en verdwijnen in een stroom van verschijningsvormen, voordat we het Werkelijke onder het onwerkelijke verscholen zien. Pas als we door dit soort ervaringen zijn heengegaan, zien we vol droefheid de begoochelingen en het aandoenlijke in het leven van de wereld, in het najagen van pretjes en eerzuchtig streven, in de kortstondige liefde en het geluk, waar de mensen zich wanhopig aan vastklampen, in de kortdurende glorie van de mens die aan de macht is, in de inspanning om taai vast te houden aan de dingen die toch vroeger of later opgegeven dienen te worden.
Voor de mens, in wie Viveka tot ontwikkeling is gebracht, staat het aandoenlijk najagen van pretjes, van ambities enz., zo in hetzelfde licht. In zekere zin zijn wij allen ten dood veroordeeld; we zijn ons echter van dit feit niet bewust en we weten ook niet wanneer het vonnis voltrokken zal worden. Als we het wisten zouden al onze zogenaamde vreugden ophouden vreugden te zijn.
Pas wanneer er een crisis in ons leven komt, komen deze angsten omhoog in ons bewustzijn, maar in ons onderbewuste zijn ze steeds aanwezig en in het verborgene vergiftigen ze ons leven. Misschien zijn we te suf om deze angsten op te merken, of mentaal “te sterk” om toe te laten dat ze ons merkbaar verontrusten, maar er is haast niemand die het pad van yoga niet volgt, en er bovenuit is.
Een illustratie van dit conflict in het volgende voorbeeld:
Iemand is lui omdat Tamas overheerst in zijn karakter. Hij heeft een hekel aan steeds bezig zijn, maar bevind zich in omstandigheden waarin hij gedwongen is zich voor zijn levensonderhoud uit te sloven. Hij verlangt dus aldoor naar een vredig leven van niets doen en het resultaat van dit krachtige verlangen is dat in zijn volgend leven zijn begeerte vrucht draagt in een omgeving waarin het gedwongen is helemaal inactief te zijn (misschien wordt hij wel geboren als eskimo of krijgt hij een vuurtoren te beheren. Maar in dit leven kan Rajas overheersen in zijn aard en daarom wil hij werkzaamheid in een omgeving, waar niet veel activiteit mogelijk is. Daarom kniest hij en is hij even ontevreden over zijn lot als tevoren. Soms is het conflict tussen de op dat moment overheersende Guna en de toestand van het denkvermogen of de begeerte van tijdelijke aard, maar het heeft steeds dezelfde uitwerking dat het voor zolang het duurt ontevredenheid teweegbrengt.
En op deze wijze brengt de natuur door de natuurlijke werking van haar wetten deze tegenstellingen teweeg tussen onze tendensen en de toestand van ons denkvermogen, en daarom zien we overal een algemene ontevredenheid. Niemand schijnt tevreden te zijn met zijn lot en levensomstandigheden. Iedereen verlangt naar wat hij niet heeft, daarom is Guna-Vrtti-Virodha een van de oorzaken van de algemene menselijke ellende. De wijze mens ziet het onvermijdelijke van dit alles in en geeft daarom alle verlangen geheel en al op en accepteert wat er in het leven tot hem komt zonder uitbundigheid en wrevel. Wat wij in dit verband moeten bedenken is dat ieder geheel van omstandigheden waarin we ons begeven, het resultaat is van onze eigen verlangens, hoewel een speciaal verlangen, tegen de tijd dat het tot rijping is gekomen, misschien alweer plaats heeft moeten maken voor een ander verlangen van tegenovergestelde aard. Uiteraard kunnen onze verlangens niet ogenblikkelijk bevredigt worden en er moet een bepaalde tussentijd zijn voor hun vervulling. In deze tussentijd kunnen onze aard, ons temperament en onze verlangens een aanmerkelijke verandering ondergaan zodat het kan zijn dat we ternauwernood geloven dat wijzelf ooit hebben verlangd hebben wat nu tot ons is gekomen.
Het bestaan van de vier bovengenoemde bezoekingen, die aan het menselijke leven inherent zijn, brengt dusdanige toestanden teweeg, dat niemand die Viveka, geestelijk onderscheidingsvermogen, heeft ontwikkeld, het zogenaamde geluk van het gewone leven als werkelijk geluk kan beschouwen. Het is wel zo dat het leven een wereldse mens die geheel en al opgaat in het najagen van illusionaire genoegens of macht, enz., een mengeling van genoegen en pijn, vreugde en smart kan toeschijnen; maar een wijs mens wiens geestelijke vermogens ontwaakt zijn, moet alle leven vol ellende lijken en het begoochelde geluk alleen maar een versuikerde pil zijn, die niets dan pijn en lijden bevat. Dit gezegde kan een verwrongen beeld van het leven geven, maar laat de leerling eens diep over deze feiten nadenken – deze harde feiten van het leven – en dan zal hij waarschijnlijk ook tot dezelfde conclusie komen.
Filosofie van de Kleśa
Alle bezoekingen des levens die tot uiting komen zal men moeten ondergaan. Je vritti’s of de wervelingen van jou geest, trekken gelijkwaardige vritti’s uit de omgeving naar zich toe. Die noemen we Klesha's of bezoekingen des levens. Vritti’s zijn wervelingen (gedachten) veroorzaakt door beroering (daar waar je je aangetrokken of afgestoten voelt), zoals gedachten, emoties of fysieke bewegingen.
Patanjali benoemt 5 vergiffen of klesha
Filosofie van de klesha samengevat
Ashtanga Yoga I Het 8-voudige pad
In het Sanskriet is "ashta + anga" ashtanga.
- Ashta betekent 8
- Anga betekent ledematen
Ashtanga yoga (Sanskriet: aṣṭāṅgayoga, "de acht ledematen van yoga") is Patanjali's classificatie van traditionele yoga, zoals uiteengezet in zijn Yoga Sutra's. Hij definieerde de acht ledematen als yamas (onthoudingen), niyamas (observaties), asana (houding), pranayama (ademhaling), pratyahara (terugtrekking), dharana (concentratie), dhyana (meditatie) en samadhi (absorptie).
Het achtvoudige pad van Patanjali's yoga bestaat uit een reeks voorschriften voor een moreel gedisciplineerd en doelgericht leven, waarvan asana's (yogahoudingen) slechts één onderdeel vormen.
De acht ledematen vormen een opeenvolging van buiten naar binnen. Houdingen, belangrijk in moderne yoga als oefening, vormen een onderdeel van Patanjali's schema; hij stelt alleen dat ze stabiel en comfortabel moeten zijn. Wanneer men deze voorschriften volgt hebben de houdingen meestal het omgekeerde effect van zijn moderne variant. Lees er meer over in dit artikel.
1. Yama
Yamas zijn ethische regels en kunnen worden gezien als morele imperatieven (de "don'ts")
- Ahimsa - principe van geweldloosheid
- Satya - principe van Waarachtigheid
- Asteya - principe van niet-stelen
- Brahmacharya - Continentie / celibaat
- Aparigah - Een principe van niet-hamsterende of niet bezitterigheid
Patanjali stelt in deel 2 hoe en waarom elk van de bovengenoemde zelfbeperkingen helpt bij de persoonlijke groei van een individu. In vers II.35 stelt Patanjali bijvoorbeeld dat de deugd van geweldloosheid en het niet verwonden van anderen ( Ahimsa ) leidt tot het opgeven van vijandschap, een staat die de yogi leidt tot de perfectie van innerlijke en uiterlijke vriendschap met alles en iedereen.
2. Niyama
Het tweede onderdeel van Patanjali's yogapad is niyama, dat deugdzame gewoonten en gebruiken omvat (de "do's")
- Shoucha - Zuiverheid
- Santosh - Tevredenheid
- Tapa - Uithoudingsvermogen
- Swadhyaya - Zelfstudie
- Eshwar Pranidhan - Toewijding
3. Āsana
Patanjali begint de bespreking van Āsana (आसन, houding, stoel) door het te definiëren in vers 46 van Boek 2, als volgt:
"Yogasana is stabiel en comfortabel zijn."
Asana is een houding die je een tijdje kunt volhouden, waarbij je ontspannen, stabiel, comfortabel en onbeweeglijk blijft. De Yoga Sutra's vermeldt geen specifieke asana's.
Vers II.47 stelt dat "asana's in de loop van de tijd worden geperfectioneerd door ontspanning van inspanning, met meditatie op het oneindige"; deze combinatie en oefening stopt het trillen van het lichaam.
Elke houding die pijn of rusteloosheid veroorzaakt, is geen yogahouding.
4. Prāṇāyāma
Prāṇāyāma is de beheersing van de ademhaling, van het Sanskriet prāṇa (प्राण, adem) en āyāma (आयाम, terughoudendheid).
Nadat een gewenste houding is bereikt, bevelen de verzen II.49 tot en met II.51 prāṇāyāma aan, de praktijk van het bewust reguleren van de adem (inademing, de volledige pauze, uitademing en de lege pauze). Dit wordt op verschillende manieren gedaan, zoals door in te ademen en vervolgens de uitademing een tijdje op te schorten, uit te ademen en dan de inademing een tijdje op te schorten, door de inademing en uitademing te vertragen, of door bewust de timing en lengte van de ademhaling te veranderen ( diepe vs korte ademhaling).
5. Pratyāhāra
Pratyāhāra is een mentale voorbereiding om de kracht van de geest te vergroten.
Pratyāhāra is een combinatie van twee Sanskrietwoorden prati- (het voorvoegsel प्रति-, "tegen" of "contra") en āhāra (आहार, "nabij brengen, halen").
Pratyahara is tekenen in iemands bewustzijn. Het is een proces van het terugtrekken van de zintuiglijke ervaring van externe objecten. Het is een stap van zelfextractie en abstractie. Pratyahara is niet bewust je ogen sluiten voor de zintuiglijke wereld, het is bewust je geestesprocessen sluiten voor de zintuiglijke wereld. Pratyahara stelt iemand in staat om niet langer gecontroleerd te worden door de buitenwereld, de aandacht te trekken om zelfkennis te zoeken en de vrijheid te ervaren die aangeboren is in zijn innerlijke wereld.
6. Dhāraṇā
Dharana (Sanskriet: धारणा) betekent concentratie, introspectieve focus en eenpuntigheid van de geest. De wortel van het woord is dhṛ (धृ), wat betekent "houden, onderhouden, behouden". [43]
Dharana, als het zesde onderdeel van yoga, houdt je geest vast aan een bepaalde innerlijke staat, onderwerp of onderwerp van je geest. De geest is gefixeerd op een mantra , of iemands adem/navel/tongpuntje/elke plaats, of een object dat men wil observeren, of een concept/idee in zijn geest. De geest fixeren betekent éénpuntige focus, zonder de geest af te dwalen en zonder van het ene onderwerp naar het andere te springen.
7. Dhyāna
Dhyana (Sanskriet: ध्यान) betekent letterlijk "contemplatie, reflectie" en "diepgaande, abstracte meditatie".
Dhyana overweegt, reflecteert op datgene waar Dharana zich op heeft gefocust. Als men zich in de zesde tak van yoga concentreert op een persoonlijke godheid, is Dhyana de contemplatie ervan. Als de concentratie op één object was, is Dhyana een niet-oordelende, niet aanmatigende observatie van dat object. Als de focus lag op een concept/idee, overweegt Dhyana dat concept/idee in al zijn aspecten, vormen en consequenties. Dhyana is een ononderbroken gedachtegang, stroom van kennis, stroom van bewustzijn.
Dhyana is integraal gerelateerd aan Dharana, de een leidt tot de ander. Dharana is een gemoedstoestand, Dhyana het proces van de geest. Dhyana onderscheidt zich van Dharana doordat de mediterende actief betrokken raakt bij zijn focus. Patanjali definieert contemplatie ( Dhyana ) als het geestsproces, waarbij de geest op iets gefixeerd is, en dan is er "een cursus van uniforme wijziging van kennis". Adi Shankara onderscheidt in zijn commentaar op Yoga Sutra's Dhyana van Dharana door Dhyana uit te leggen als de yogastaat wanneer er alleen de "stroom van continue gedachten over het object is, ononderbroken door andere gedachten van verschillende aard voor hetzelfde object". "; Dharana, zegt Shankara, is gericht op één object, maar is zich bewust van de vele aspecten en ideeën over hetzelfde object. Shankara geeft het voorbeeld van een yogin in een staat van dharana op de ochtendzon die zich misschien bewust is van zijn schittering, kleur en baan; de yogi in de dhyana-staat overweegt bijvoorbeeld alleen op de baan van de zon, zonder onderbroken te worden door zijn kleur, schittering of andere verwante ideeën.
8. Samādhi
Samadhi (Sanskriet: समाधि) betekent letterlijk "samenvoegen, verbinden, combineren met, vereniging, harmonieus geheel, trance".
Samadhi is eenheid met het onderwerp meditatie. Tijdens de achtste tak van yoga is er geen onderscheid tussen de beoefenaar van meditatie, de handeling van meditatie en het onderwerp van meditatie. Samadhi is die spirituele staat waarin iemands geest zo opgaat in alles waar hij over nadenkt, dat de geest het gevoel van zijn eigen identiteit verliest. De denker, het denkproces en de gedachte versmelten met het onderwerp denken. Er is alleen eenheid, samadhi.